Daktermen
Wat verstaan we onder de verschillende daktermen?
Hellend dak
Een dak waarvan de dakschilden minimaal een helling hebben van 15°.Low Pitch System
Een dak waarvan de dakschilden een helling hebben tussen 7° en 15°. Dit specifieke systeem hebben we bij BMI Monier ontwikkeld om ontwerpen met uiterst licht hellende daken mogelijk te maken. Het Low Pitch System is een compleet daksysteem waarvoor een specifieke dakpan ontwikkeld werd.Flauw hellend dak

Dakschild
Een dakvlak met een helling van minimaal 15°. De opbouw (van buiten naar binnen):
- dakbedekking (dakpannen), functie: neerslag werend en esthetische vormgeving;
- panlatten, functie: bevestiging van de dakbedekking;
- tengels, functie: ventilatie en bevestiging van de panlatten;
- onderdakfolie, functie: waterkerend, dampdoorlatend, met tussen folie en panlat een extra tengel;
- dakbeschot (meestal dakplaat of dakelement), functie: ondersteunend, mandragend, winddicht, lekwaterafvoerend conform BRL 0101 en isolerend (thermisch en akoestisch);
- dampdichte laag (afhankelijk van de dakconstructie).
Bouwknoop
De plaats waar verschillende bouwdelen samenkomen, zoals de verbinding van het dak aan de omringende bouwdelen en de onderlinge aansluiting van de verschillende dakdelen.Dakhelling
De interne hoek tussen het dakschild en een horizontale lijn door de dakvoet.Nok
De afsluiting van het dakschild aan de bovenzijde.Daklengte
De afstand van dakvoet tot nok.Dakbreedte
De afstand van de buitenzijde van de onderconstructie aan de rechterzijde tot de buitenzijde van de onderconstructie aan de linkerzijde van het dakschild.Dakranden
De beëindigingen van het dakschild aan boven-, onder- en zijkanten.
Hoekkeper
De uitwendige hoek tussen twee dakschilden.
Kilkeper
De inwendige hoek tussen twee dakschilden.
Dakvoet
De afsluiting van het dakschild aan de onderzijde.
Dakdoorbreking
Elke doorbreking van het dakschild voor een dakraam, schoorsteen, rookgasafvoer, ventilatiedoorvoer, etc.
Zaling
De gootconstructie aan de hoge kant van een dakdoorbreking (bijvoorbeeld schoorsteen) in en dakschild. Ook wel zalinggoot genoemd.
Goothoek
De interne, horizontale hoek tussen twee gevels (van belang voor het bepalen van hoekkeperloketten).
Verholen goot
Een gedeeltelijk of geheel onder de dakpannen verborgen goot in de richting van de dakhelling, langs de zijkant van een dakdoorbreking of langs opgaand metselwerk.
Zakgoot
De horizontale goot tussen twee naar elkaar gekeerde dakschilden of tussen een dakschild en het opgaand metselwerk.
Woningscheidende wand
De wand die twee woningen van elkaar scheidt.
Woningscheidende nok
De gezamenlijke, tot twee woningen behorende nok in het midden en evenwijdig aan een woningscheidende wand.
Systeemkappen
- Gordingenkap: geprefabriceerde kap met geïntegreerde gordingen. Overspant van draagmuur tot draagmuur.
- Sporenkap of scharnierkap: geprefabriceerde kap met geïntegreerde sporen en scharnierende nok. Overspant van dakvoet naar dakvoet, of van dakvoet naar nok (lessenaarsdak).
Dakelement
Sandwichplaat of element bestaande uit een basisplaat met ribben, waartussen isolatie is aangebracht. Overspant van nok naar dakvoet, ondersteund door gordingen.